De moeder van Nina (6 jaar) heeft Nina zo’n vijf minuten geleden lekker in bed gelegd, als ze Nina hoort huilen. Ze gaat naar haar toe en vraagt wat er is. Nina zegt dat ze niet kan slapen en vraagt of haar moeder bij haar in bed komt liggen. Waar komt dit vandaan, wat is er met Nina aan de hand? Om dit beter te begrijpen, is het goed om even terug te gaan naar wat er twee dagen geleden gebeurde toen Nina naar bed ging:
Na een chaotische dag in het gezin van Nina, waarbij haar ouders ook nog ruzie met elkaar hadden, komt Nina ‘s avonds niet in slaap. Ze ligt te huilen in haar bed. Nina’s moeder gaat naar haar toe en begrijpt dat Nina niet zo lekker in haar vel zit na zo’n vervelende dag. Ze kruipt even lekker bij Nina in bed om haar te troosten en gerust te stellen, waardoor Nina weer rustig wordt en even later (als mama alweer naar beneden toe is) lekker in slaap valt.
Weer terug naar nu, twee dagen later. Nina huilt en vraagt of moeder bij haar in bed komt liggen. Vaak heeft het gedrag van onze kinderen een functie. Nina heeft twee dagen geleden gemerkt dat toen ze huilde in bed, haar moeder bij haar kwam liggen. Dat vond ze wel erg fijn en zou ze graag vaker willen. Oftewel: het huilen leverde iets positiefs op. Nina denkt (bewust of onbewust): als ik nu weer ga huilen, dan komt mama vast weer bij me in bed liggen.
Gelukkig heeft de moeder van Nina door dat Nina gebruik probeert te maken van wat er twee dagen geleden is gebeurd en kan ze Nina uitleggen dat het niet de bedoeling is dat dit een nieuwe gewoonte wordt. Maar als Nina’s moeder iets minder goed had opgelet en naast Nina was gaan zitten om haar te troosten, had het zomaar kunnen zijn dat Nina net zolang ‘zielig bleef doen’ totdat ze haar moeder zover had dat ze weer bij haar in bed kwam liggen.
Regelmatig is het gedrag van onze kinderen terug te leiden naar een eerdere situatie. Een kind heeft geleerd of ontdekt dat zijn of haar gedrag ‘zin’ heeft. Denk bijvoorbeeld ook aan een kind dat door maar door te blijven zeuren, tóch dat nieuwe speelgoed krijgt wat zijn ouders hem eerst niet wilden geven. Of het kind dat aan het leren is om niet door zijn ouders heen te praten, maar het erg moeilijk vindt dat hij even geen aandacht krijgt. Door lieve dingen te zeggen, krijgt hij toch aandacht.
Het is goed om ons als ouders hier bewust van te zijn. Waarom doet mijn kind dit? Wat wil hij of zij hiermee bereiken? Wat heb ik onlangs een keer toegestaan, wat er nu mogelijk voor zorgt dat mijn kind denkt dat hij met hetzelfde gedrag nogmaals dat positieve resultaat kan bereiken? In sommige gevallen is het vrij helder en snel te doorzien. Het volgende verhaal laat zien dat het ook een zoektocht van een aantal weken kan zijn om hier achter te komen:
Jim (5 jaar) woont in een pleeggezin. Zijn pleegouders zijn zich ervan bewust dat het belangrijk is om er ruimte aan te geven wanneer Jim over zijn moeder wil praten en aangeeft haar te missen. Op een avond, vlak voor het slapen gaan, begint Jim te huilen: “Ik mis mijn mama!” De pleegouders gaan hier liefdevol mee om, nemen Jim op schoot en troosten hem. Het is eigenlijk al bedtijd, maar voor zoiets is het niet erg als hij een keer wat later in bed ligt.
Een week later gebeurt dit nog een keer . Vlak voor bedtijd begint Jim opnieuw te huilen en geeft hij aan zijn moeder te missen. Opnieuw mag hij even bij zijn pleegouders op de bank komen zitten. Dit ritueel herhaalt zich, eerst ongeveer eens per week, maar op den duur gebeurt het ongeveer om de dag. Regelmatig zit Jim er nog even bij wanneer zijn pleegouders samen op de bank zitten, en inmiddels krijgt hij dan ook een kopje warme melk, want dat helpt om in slaap te kunnen komen.
Jim’s pleegouders vragen zich af wat er aan de hand is met Jim. Is dit een fase van rouw waar ieder pleegkind doorheen gaat? Ze bespreken het met een deskundige. Die geeft aan dat het goed is om Jim overdag alle ruimte te geven om over zijn moeder te praten. Pleegouders kunnen daar ook het initiatief in nemen, door een foto er bij te pakken of zelf een gesprek hierover te beginnen. Maar de deskundige raadt aan om af te spreken dat ‘s avonds na het warm eten mama niet meer gemist mag worden.
Pleegouders vinden dit in eerste instantie wat vreemd klinken, maar proberen het toch, want inmiddels gaat Jim al zeer regelmatig veel te laat naar bed. Ze leggen Jim uit dat hij overdag altijd mag komen als hij zijn moeder mist, maar dat hij haar ‘s avonds na het eten niet meer mag missen. Dat bewaren we dan voor de volgende dag. Die avond, als het bijna bedtijd is, begint Jim weer te huilen: “Ik mis opa en oma!”
Een eye-opener voor pleegouders: het ging Jim dus helemaal niet om het missen van zijn moeder, maar om de extra aandacht die hij kreeg door iemand te missen. Wanneer ze hem uitleggen dat we na het warm eten helemaal niemand meer gaan missen, komt het daarna niet meer voor dat Jim vlak voor het slapen gaan huilend bij hen komt. Jim had kennelijk in de gaten gekregen dat, wanneer hij vlak voor bedtijd ging huilen omdat hij zijn moeder miste (wat de eerste keer waarschijnlijk oprecht was), hij langer op mocht blijven en extra aandacht kreeg. Dat kopje warme melk beviel hem ook wel…
Ik hoor je al denken: “Zijn kinderen echt zo slim?” Ja, zo slim zijn ze. Het is me niet helemaal duidelijk of kinderen dit bewust of onbewust doen, maar uit ervaring weet ik dat dit soort dingen gebeuren. Daarom is mijn advies om steeds wanneer je kind een ongewenst patroon ontwikkelt, na te denken of je kunt achterhalen waar dit vandaan kan komen. Probeert je kind hiermee iets voor elkaar te krijgen dat hem of haar eerder ook is gelukt? Vaak is de eerste keer een ‘natuurlijke’ situatie: je kind mist echt iemand of dramt echt door omdat hij graag dat speelgoed wil. Maar als je kind eenmaal doorkrijgt dat drammen, huilen, zeuren, boos worden, of juist extra lief doen, loont, dan kan hij of zij dit gaan inzetten. Misschien krijgt hij of zij hiermee extra aandacht, krijgt hij vaker zijn zin, krijgt zij vaker een snoepje, mag je kind later opblijven… het kan van alles zijn wat je kind voor elkaar probeert te krijgen.
Hiermee wil ik niet zeggen dat al het probleemgedrag van kinderen net zo eenvoudig is op te lossen als in de hierboven beschreven voorbeelden. Er kunnen ook vele andere oorzaken ten grondslag liggen aan het gedrag van je kind. Maar in elk geval is het de moeite waard om de optie in overweging te nemen. Wanneer ik twijfel, probeer ik het vaak gewoon uit: ik stel een duidelijke grens. Soms is daarmee het probleem opgelost. Op andere momenten heeft het geen effect en blijft je kind, ondanks je grens, ‘hangen’ in het probleem. Dan is er kennelijk iets anders aan de hand en kun je de harde grens versoepelen. Je ontdekt bijvoorbeeld dat je kind moe is of een nieuwe situatie spannend vindt en het daardoor moeilijk vindt zich goed te gedragen.
In alles geloof ik dat God je wijsheid en inzicht wil geven. Hij weet feilloos waar het gedrag van je kind vandaan komt en wat je kind nodig heeft. Je mag Hem altijd om wijsheid vragen (Jacobus 1:5)!
Imke